Terwijl hij vermoeid door de woestijn liep, zijn onbekende bestemming nog even ver weg als altijd, zag hij op een paar passen afstand iets glinsteren. Waarschijnlijk een luchtspiegeling, dacht hij - maar in een woestijn kan men zich de luxe van wanhoop niet veroorloven. Hij veranderde van richting en ging op onderzoek uit. Er was daar iets. Hij bukte om het op te rapen, maar het zat vast. Hij ging op zijn knieën zitten om het eruit te trekken. Het was dieper begraven dan hij had verwacht. Afgezien van het kleine stukje dat het zonlicht had gereflecteerd, leek wat het ook was deel uit te maken van het zand zelf. De brandende zon maakte het werk moeilijker, maar maakte hem nog meer vastberaden om zijn ontdekking op te graven. Hij groef met zijn vingers en handen dieper in het zand, om zijn vingers onder de doos te krijgen. Hij leunde voorover, spande zijn rug en schouders, en begon te trekken.
Hij trok en hij trok harder, de doos begon te bewegen, het zand begon mee te geven. Zwaar ademend en zwetend stopte hij en begon opnieuw en opnieuw, totdat eindelijk - eindelijk! - de doos los kwam. Hij trok hem omhoog. De doos was helemaal bedekt met zand. Hij sloeg er een keer op, toen twee keer, en de lagen zand vielen er vanaf. Onder al het zand zat een klein roestig blikken doosje, waarvan de opening was afgesloten met een nog roestiger deksel.
Hij groef zijn bloedende vingertoppen in het roest en klauwde hard om het deksel te verwijderen. Het lukte hem en de geest kwam tevoorschijn. "Je hebt me bevrijd!" brulde de geest. Onze verbaasde held keek naar de leeuwvormige verschijning. "Ik heb duizenden jaren gevangen gezeten en jij hebt me bevrijd! Om mijn dankbaarheid te tonen, zal ik je een wens geven, elke wens die je maar wilt."
De man dacht na. Hij was zo lang in de woestijn geweest. Er waren zo veel dingen die hij miste, zo veel dat hij nodig had, zo veel dat hij hoopte. Door maar één ding te kiezen zou hij niet veel beter af zijn. Was er één wens die hij kon doen die in al zijn behoeften zou voorzien of al zijn hoop zou vervullen, zelfs die waar hij nog geen weet van had? Kalm en onbevreesd staarde hij de geest aan en antwoordde: "Mijn wens is duizend wensen te hebben.
Bron:
Bergman, Ozer (2006-06-30T23:58:59.000). Where Earth and Heaven Kiss, A Guide to Rebbe Nachman's Path of Meditation . Breslov Research Institute. Kindle Edition.
*** Vertaald met behulp van www.DeepL.com/Translator (gratis versie) ***
Vanuit Dingle rijden we richting het Noorden, we steken met de veerpont bij Tarbert de Shannon over. We stoppen even bij de Cliffs of Moher, spectaculair 200 meter hoog. Jammer dat er zo’n toeristische trekpleister van gemaakt is. We blijven een paar dagen in Connemara, een schitterende onherbergzame streek. De eerste nacht dat we er zijn stormt en regent het hard, de tent schudt vervaarlijk heen en weer. Het doet me beseffen hoe dun het tentdoek is. Maar de tent houdt zich goed. We lopen door de veengebieden (bogs), lopen rond Tully Mountain, wat nog niet meevalt omdat er soms geen pad is. In het National Park beklimmen we Diamond Hill (445 m) waar het zo hard waait dat we bijna de berg afwaaien. Het uitzicht is adembenemend.
Vanuit Connemara vertrekken we naar Dublin. We overnachten daar één nacht. De avond brengen we door in het Temple Bar district, een feest van Pubs en live music!
Vanuit Dublin varen we naar Holyhead in Noord Wales en rijden vanaf de boot meteen door naar het plaatsje Beddgelert in het gebied van Snowdon Mountain, waar we een paar dagen op de camping blijven. En hier begint het verhaal van de trouwe hond..
Als we aankomen in Beddgelert regent het, daarom besluiten we eerst in een restaurantje iets te eten en te drinken in de hoop dat de regen voorbijtrekt. Als we het restaurant verlaten ontmoeten we een oude man die zijn leven lang in deze streek heeft gewoond. We raken aan de praat en hij vraagt aan ons of we de legende van Beddgelert kennen? Wij kennen die niet en hij vertelt het ons graag! Letterlijk vertaalt betekent Bedd Gelert het graf van Gelert en hier is de volgende legende aan verbonden.
“In de dertiende eeuw had Llewelyn, de prins van Noord Wales een huis in Beddgelert. Llewelyn ging graag jagen en nam op zijn tochten altijd zijn trouwe hond Gelert mee. Op een dag was Llewelyn alleen thuis met zijn enkele maanden oude zoontje. Omdat hij toch op jacht wilde besloot hij de hond thuis te laten om op de baby te passen.
De jacht viel tegen en Llewelyn kwam teleurgesteld thuis. Bij zijn thuiskomst kwam de hond zijn meester tegemoet met bebloede kaken. Ongerust rende de prins naar de kamer waar het wiegje van zijn zoontje stond. De kamer was een chaos, het wiegje lag omvergeworpen met dekentjes over de vloer, sporen van bloed en geen spoor van de baby. Llewelyn trok de voor de hand liggende conclusie dat de hond het kind vermoord en opgegeten had. Hij ontstak in grote woede, trok zijn zwaard en doorstak het dier. Met een doodskreet zakte Gelert door zijn poten, viel neer en stierf.
Echter de doodskreet van het dier werd beantwoord door het gekrijs van een baby! De prins doorzocht de kamer wat beter en ontdekte onder de dekens zijn zoontje…… en vlakbij het dode lichaam van een grijze wolf die door Gelert gedood was toen hij het kind verdedigde!
De prins werd overweldigd door vreugde om zijn kind, maar viel huilend neer op de grond bij zijn trouwe hond die hij zo harteloos en impulsief gedood had. Volgens de legende was Llewelyn zo vervuld van spijt dat hij vanaf die dag nooit meer gelachen heeft.
Het lichaam van de trouwe hond Gelert is op deze plaats begraven”.
Ontroert namen we afscheid van de oude man en gingen naar de camping waar we nog lang napraatten over zijn verhaal. De volgende dag hebben we het graf van Gelert opgezocht.
Aan Noord Wales zijn nog meer legenden verbonden. De volgende keer vertel ik over Dinas Emrys, de magische berg vlakbij Beddgelert, waar de legende van Merlijn de tovenaar en de draak van Wales zijn oorsprong heeft.
Er was eens een man die zeven verschillende maskers droeg, een voor elke dag van de week. Elke ochtend was het eerste wat hij deed: het masker van die dag opzetten. Daarna kleedde hij zich en ging naar zijn werk. Zijn hele leven had hij dat zo gedaan. Nooit had hij zijn ware gelaat getoond.
Nu gebeurde het dat een dief ’s nachts, terwijl hij sliep, zijn zeven maskers kwam stelen. Toen hij bij het ontwaken de diefstal vaststelde, riep hij zo hard hij kon: “Houd de dief!” en hij liep de stad in en doorzocht alle straten, tot het kleinste steegje toe, om zijn maskers te vinden.
De mensen zagen hem druk gebaren en hoorden hem vloeken en de hele aarde verwensen. Hij moest en zou zijn maskers vinden. Tot laat in de avond bleef hij de dief zoeken, maar al zijn moeite was vergeefs.
Hij was wanhopig. Hij zakte in elkaar, was ontroostbaar en huilde als een kind. De mensen trachtten hem op te beuren, maar niets kon hem soelaas bieden.
Een vrouw die daar voorbijkwam, hield halt en vroeg hem: “Wat is met jou, beste vriend? Waarom ween jij zo”?
Hij richtte het hoofd op en zei met gesmoorde stem: “Ze hebben mijn maskers gestolen en nu mijn gelaat naakt is, voel ik mij veel te kwetsbaar”.
“Troost je”, zei de vrouw, “kijk naar mij, al van bij mijn geboorte heb ik altijd mijn ware gelaat getoond”.
Hij keek haar lang aan en zag dat ze zeer mooi was.
De vrouw boog zich voorover, glimlachte naar hem en droogde zijn tranen.
Voor het eerst in zijn leven voelde de man een zachte streling over zijn gelaat gaan.
Tadjo
Bron: Bevriend met je schaduw, je onbeminde zijde.
Jean Monbourquette.
Vlakbij Beddgelert in het Snowdonia gebied waar wij op vakantie waren ligt een rotsachtige beboste heuvel die “Dinas Emrys” (Welsh voor “Het fort van Ambrosius”) genoemd wordt. Er is maar weinig over van het fort dat hier eens gestaan heeft en waarvan sommigen zeggen dat het oorspronkelijk is opgericht door Llewelyn the Last om de bergpas naar Snowdon Mountain te bewaken. Aan deze plaats is een legende verbonden, waarvan ik hier een deel vertel (1).
Op deze plaats wilde Vortigern, koning van Brittannië, een fort bouwen. Hij riep uit de streek vele steenhouwers op en gaf hen opdracht om een machtige toren op te trekken. Maar wat de steenhouwers overdag bouwden, viel iedere nacht weer in elkaar en werd opgeslokt door de bodem. Daarom vroeg hij raad aan zijn tovenaars en die zeiden dat hij moest laten zoeken naar een jongen die nooit een vader had gehad. En als hij die had gevonden, hem moest laten doden en zijn bloed over de funderingen laten sprenkelen. Dan zou de toren goed en vast gegrondvest zijn.
Vortigern zond boodschappers naar alle provinciën om naar een dergelijk jongen te zoeken. Na lang zoeken kwamen zij in een stad die later Carmarthen genoemd werd. Daar vonden zij een jongen met de naam Merlijn, zijn moeder was een dochter van de koning van Zuid Wales en zijn vader had hij nooit gekend. De boodschappers namen Merlijn en zijn moeder mee naar koning Vortigern die hen ondervroeg en concludeerde dat dit de jongen was die hij zocht.
Merlijn die inmiddels van het probleem en ook van het advies van de tovenaars gehoord had verlangde dat hij met de tovenaars zou worden geconfronteerd: “Ik zal bewijzen dat zij een leugen hebben verzonnen”.
De koning, op wie de vrijmoedigheid van de jongen en zijn gebrek aan angst indruk hadden gemaakt, deed wat aan hem werd gevraagd. En Merlijn zei tot de tovenaars: “Aangezien jullie niet weten wat het is dat belet de funderingen voor de toren te leggen, heb je de raad gegeven om de metselkalk met mijn bloed te vermengen zodat de toren zal blijven staan. Vertel mij nu wat er onder die funderingen verborgen ligt en ze belet in goede staat te blijven.” Zij wisten het niet.
Toen zei Merlijn: “Heer koning geef opdracht om onder de bouwplaats te graven en daar zult u een oude verborgen poel vinden. Laat de poel droogleggen en u zult op de bodem twee stenen vinden waaronder twee draken liggen te slapen, een rode en een witte. De rode draak is de draak van Wales, de witte draak is een vijandige draak die het land wil veroveren. Deze draken waren hevig in gevecht met elkaar, maar zijn door magie in slaap gebracht en onder deze stenen verborgen. Zodra de stenen bloot komen te liggen zullen de draken weer ontwaken en hun gevecht voortzetten. Dit gevecht zal voortgaan totdat de rode draak de witte heeft verslagen en gedood”. De koning was zeer verbaasd over deze voorspelling en gaf opdracht alles uit te voeren zoals Merlijn gezegd had. En alles gebeurde zoals Merlijn voorzegd had.
Wat voor mij een verrassing was en wat ik zo mooi vind aan de bovenstaande legende is dat het de geschiedenis en legenden van Wales koppelt aan de Arthur legende zoals wij die kennen. Want dit is het eerste openbare optreden van Merlijn, de grote magiër en adviseur van koning Arthur.
Voor ons maakte dit de wandeling langs Dynas Emrys extra bijzonder, in gedachten zag ik Merlijn met een lange witte baard nog rondlopen in het bos en de twee draken boven Dynas Emrys in gevecht met elkaar. Een ontzagwekkend en betoverend gezicht.
Nog wat feitjes:
De naam Merlijn stamt van het Welsh “Myrddin”, de naam van de bard “Myrddin Wyllt”, een van de bronnen voor de latere legendarische figuur.
“Emrys” is de Welsh versie van de (Griekse?) naam “Ambrosius” en betekent “onsterfelijk”.
Voor meer informatie:
· http://en.wikipedia.org/wiki/Dinas_Emrys
· http://en.wikipedia.org/wiki/Merlin
(1) De tekst is gedeeltelijk ontleent op het laatste hoofdstuk van het boek “De kristallen grot” van Mary Steward.
De aardbei.
Klaar voor een leerzaam spannend en toch filosofisch Zen verhaal?
Een monnik liep dagenlang dwalend door de wildernis toen er plotsklaps een tijger op zijn pad kwam. Hij rende voor zijn leven weg van de tijger en bereikte de rand van een diepe afgrond. Met tegenwoordigheid van geest klom hij over de rand zich vasthoudend aan de wortels van enige begroeiing langs de afgrond. Gelukkig was hij nu buiten het bereik van de tijger. Echter toen hij naar beneden keek zag hij tot zijn schrik ook daar twee tijgers verschijnen, blijkbaar wachtend op zijn val. Terwijl hij daar zo hing kwamen er twee muizen. Deze hadden honger en begonnen te knagen aan de wortel waar de man aan hing.
In deze hopeloze situatie zag de monnik plotseling een aardbeienplant met een rijpe aardbei er aan. Hij plukte de aardbei proefde en zei: “wat een heerlijke aardbei!”
Dit verhaal is al heel oud en heeft mij er van bewust gemaakt om te leven in het moment van hier en nu. Zeker wanneer je je bevindt in een lastige of vervelende situatie en je ziet bedreigingen of onzekerheden in je toekomst. Zie de mooie dingen van nu, geniet er van en laat het niet bederven door je verleden of angst voor de toekomst.
Het heeft mij geholpen, hopelijk heb jij er ook iets aan…..
Terwijl ik op het Greyhound-busstation in San Francisco op de bus stond te wachten, zag ik dat op een bord aan de muur stond: ‘Tieners, spreek niet met onbekenden.’ Dit bord was duidelijk bedoeld om van huis weggelopen tieners te waarschuwen voor de gevaren van de grote stad. Zo zijn er bijvoorbeeld pooiers die het gemunt hebben op eenzame, bange tieners op busstations. Met geveinsde belangstelling bieden ze vriendschap, eten, onderdak en misschien drugs aan. En vervolgens weten ze tieners te strikken om voor hen in de prostitutie te gaan werken. Zo werd ik er op een zeer onaangename manier aan herinnerd hoe sommige mensen anderen misbruiken.
Maar toen ik de wachtruimte binnenstapte werd ik meteen een stuk vrolijker. Ik zag een wat oudere seizoenarbeider zitten met een sinaasappel op zijn schoot, blijkbaar het restant van zijn lunch die hij in een bruine papieren zak had meegenomen. Aan de andere kant van de wachtruimte zat een vrouw, met op haar schoot een peuter die met grote ogen naar de sinaasappel keek. Toen de man de blik van het jongetje zag, stond hij meteen op en liep op hem af. Dichterbij gekomen, keek hij de moeder aan en vroeg haar door middel van een gebaar of hij de sinaasappel aan het kind mocht geven. De moeder glimlachte. Maar vlak voordat hij bij het kind was, bleef de man staan en kuste de sinaasappel terwijl hij die in de kom van zijn beide handen hield. Toen gaf hij hem aan het kind.
Ik ging naast de man zitten en vertelde hem dat ik ontroerd was door wat ik hem had zien doen. Hij glimlachte en blijkbaar vond hij het fijn dat ik zijn daad had gewaardeerd. ‘Wat me vooral raakte was dat u de sinaasappel een kus gaf voordat u hem aan het jongetje gaf,’ voegde ik eraan toe. Hij keek ernstig en het bleef even stil. Toen zei hij:
‘Ik ben nu vijfenzestig jaar, en als er iets is dat ik heb geleerd, dan is het:
geef alleen als het vanuit je hart komt.’
Marshall Rosenberg - Geweldloze communicatie
