Buiten is het koud
Maar binnen is het warm
Ik hou van de Winter
Zij is mijn moeder
Slim en nieuwsgierig
Vol met streken
Ik hou van de Vos
Hij is mijn vader
Toelichting: De achternaam van mijn moeder is de Winter, die van mijn vader Vos
Toen je ging,
Eerst kon ik niet slapen
Onrust dreef mij voort
Hoe kon ik het anders dragen?
Toen je weg was
Werd ik moe
Mijn ogen voelden zwaar
Mijn lijf zo zonder energie.
Toen werd het stil
In mijzelf en om mij heen
En wist ik: nu ben ik alleen
En konden tranen stromen.
We vechten ons gevecht
Tegen beter weten in
Om te overleven
De strijd is geleverd
Wij zijn moe
En we leven
We vechten voort
Dat zijn we zo gewend
In ons leven
Ik waag mij in het woud hierbinnen
Beschermd door geesten en magie
En onder sluiers groene schaduw
Dring ik steeds verder door.
Ik ga langzaam over paden
Door geen mensenvoet gebaand
En luister naar de bomen,
De reuzen in dit woud.
Fluisterend over de plek
Die zij verborgen hielden
Diep, diep in hun midden
Het geheim van mijn bestaan.
Daar in de bron der bronnen
Verborgen in het diepste diep
Onder lagen angst en zorgen
Het onnoembare.
Ik kijk het in de ogen
En luister naar zijn stem
Ik heb mijn kracht gevonden
Nu ik mijzelf geworden ben.
Reiziger in het woud
Beschermd door geesten en magie
Onder sluiers groene schaduw
Dringt nog weinig zonlicht door.
Ga langzaam over paden
Door geen mensenvoet gebaand
En luister naar de bomen,
De reuzen van dit woud.
Ze fluisteren over de plek
Die zij steeds verborgen houden
Diep, diep in het midden
Het geheim van hun bestaan.